Ze stond voor het huis waar ze was opgegroeid. In de zak van haar jas lag de zware sleutel in haar hand. De vorige keer dat ze hier was geweest had ze net afscheid genomen van haar moeder en nu maanden later kwam ze terug als de eigenaresse van het huis. In de maanden dat ze weg was geweest leek het huis veranderd. De rozenstruik die tegen de voorgevel groeide woekerde over de ramen van de bovenverdieping, de oprit was leeg en ondanks alle goede zorgen van het personeel, zag het eens zo prachtige huis er verlaten en verwaarloosd uit. Terwijl ze moed verzamelde liep ze naar de zijdeur. Ze stopte de sleutel in het gat en met gesloten ogen liep ze het huis binnen. Even waande ze zich weer in haar jeugd. Ze rook de vertrouwde geur van het parfum van haar moeder nog heel licht en even leek het alsof ze gewoon binnen kon komen lopen.
In de woonkamer trof ze een enorme chaos aan. Hoewel de meeste spullen van beneden in de eerste weken na de begrafenis naar de opslag waren gebracht, omdat ze er allemaal vanuit gingen dat het huis verkocht zou worden, waren er nog wel een paar dingen blijven staan. Helaas was het verlaten huis niet onopgemerkt gebleven bij inbrekers, die een paar weken terug midden in de nacht binnen waren gedrongen en elk laatste beetje waarde uit het huis meegenomen hadden.
Een moment bleef ze in de woonkamer staan en voelde ze de tranen opwellen bij het zien van de gescheurde gordijnen en de kapotte bank. Niets was gespaard gebleven. Ze rende naar boven naar wat eens haar kamer was geweest en ze trof een enorme bende aan. Lades waren open gerukt en alles was overhoop gehaald. Ze stapte over een paar spullen heen tot ze iets zag wat nog niet kapot was. Op de grond in de hoek lag een lijstje met daarin de foto van haar en Frank. Even herinnerde ze zich die avond en nacht weer en voor het eerst in al die maanden miste ze hem. Al het verdriet wat ze de laatste maanden weggestopt had kwam er dubbel en dwars uit. Ze zakte op het enige stukje vloer wat tussen alle verwoesting nog vrij was en barstte in tranen uit.
In de weken daarna werkte ze samen met een heel team van klussers om het huis weer helemaal te herstellen. Bijna niets was gespaard gebleven, maar de dingen die nog over waren kregen hun oude plek terug in huis. Inmiddels was de herfst aangebroken en toen het huis helemaal klaar was, zat ze regelmatig ademloos op de oude schommel naar het prachtige huis te kijken. Het voelde weer als haar thuis. Langzaam pakte ze haar werk weer op en in haar vrije tijd liep ze regelmatig naar de stallen om bij de paarden te gaan kijken. Hoewel het heel raar was om haar oude vriend Tjibbe weer te zien, zeker na het ongeluk, voelde het meteen heel vertrouwd. Jarenlang had ze niet gereden, maar toen ze voor het eerst weer op zijn rug zat, ging het als vanzelf.
In de maanden dat ze weg was geweest had er een werknemer van haar moeder voor de paarden gezorgd. Hoewel de rest van het huis verwaarloosd was geweest, zagen de stallen en de dieren er prachtig verzorgd uit. Ze herinnerde zich nog hun ontmoeting. Ze liep afwezig met haar telefoon de stal in, botste zo tegen hem op en viel zo achterover in het stro. Blozend had ze zich verontschuldigd terwijl hij haar overeind hielp en toen hij zich voorstelde, was ze zo afgeleid door zijn knappe verschijning dat ze hem 2 x naar zijn naam had moeten vragen. Julian, zo heette hij, was echt zo’n man die je meestal in van die bouquetreeks boekjes tegenkomt. Halflang donkerblond haar, een geweldig lichaam en ogen zo blauw dat ze al een paar keer had getwijfeld of het geen gekleurde lenzen waren. Ze voelde haar hart sneller kloppen toen hij zich naar haar toe boog om wat stro uit haar haar te plukken en kon zich niet inhouden om hem te zoenen.
Ze schrok er zo van dat ze hem gekust had dat ze zich verontschuldigde en wegrende richting het huis. Sindsdien durfde ze bijna niet meer naar de stallen omdat ze zich zo schaamde en ging ze alleen s’ochtends voor hij er was en s’avonds nadat hij weg was. Op een dag stond ze hem stiekem vanachter de gordijnen te bespieden toen hij haar opmerkte en zijn hand opstak. Beschaamd trok ze snel de gordijnen dicht en ze had daar meteen spijt van, waarom zwaaide ze niet gewoon terug? Ze merkte steeds vaker dat ze weg zwijmelde als ze aan hem dacht en hoewel ze er niet aan toe wilde geven, merkte ze dat ze steeds sterkere gevoelens voor die knappe onbekende had. Hij was zo ontzettend onbereikbaar en toch zo dichtbij. Als ze nou alleen maar het lef had om hem aan te spreken.
Tijdens 1 van de vele regenstormen van dat seizoen, keek ze s’avonds vanaf haar bureau naar buiten en zag ze dat er in de stallen nog licht brandde. Dat vond ze heel raar, want ze had Julian een paar uur daarvoor horen vertrekken. Ze keek naar buiten, waar de regen over het raam stroomde en waar de wind door de bomen waaide. Met tegenzin trok ze haar jas aan en trotseerde ze het weer terwijl ze met haar handen de regen uit haar ogen probeerde te houden. Drijfnat schoof ze de deur van de stallen open en terwijl ze haar natte jas uit deed, hoorde ze iemand achter zich.
‘Ik vroeg me al af wanneer je zou komen.’
1 comment
Ik neem aan dat je volgende win-actie je gesigneerde boek word? Haha!
Dank weer, het leest heerlijk weg en was een fijne start van de dag!