Een nieuwe kans | Hoofdstuk 15

by Tamara

Verslagen zaten we in de auto terug naar huis zonder een woord tegen elkaar te zeggen. Ik had me meerdere keren afgevraagd hoe het zou zijn om Noah ooit weer eens te zien en hoe we op elkaar zouden reageren na alles wat er gebeurd was, maar dat het zo zou gaan had ik nooit verwacht. In die paar minuten dat we daar in die hal hadden gestaan had hij me geen blik waardig gegund. Het was dat hij aan Darius had gevraagd wat zijn assistente kwam doen, anders had ik getwijfeld of hij me überhaupt wel opgemerkt had.

Het was heel raar om hem weer te zien. De laatste keer dat we een woord met elkaar hadden gesproken was met oudejaarsdag, vlak voordat Lola Logan probeerde neer te schieten, maar de laatste keer dat we elkaar gezien hadden was op het vliegveld, net nadat ik met Logan gezoend had en net voordat ik zou vertrekken.

Ik weet ook niet hoe ik het me anders had voorgesteld, want het was niet alsof ik alles wat er gebeurd was ineens vergeten was. Ik had nog steeds een hekel aan hem, zeker nu hij zo ontzettend stom tegen Darius had gedaan, maar het was alsof mijn lichaam me iets heel anders probeerde te vertellen. Waarom kon hij nou ook niet gewoon heel erg lelijk zijn? Of heel slecht in bed…?

‘Gaat het een beetje?’ vroeg Darius ineens, waarmee hij me uit mijn dagdroom haalde.

‘Huh? Jawel hoor, hoezo?’

Hij grinnikte een beetje en haalde zijn schouders op.

‘Nou gewoon. Dit was toch de eerste keer sinds jullie break dat je hem weer zag? Ik kan me heel goed voorstellen dat je dat… ehm.. lastig vindt.’

‘Hmm.. Ik schrok vooral dat hij er was. Wist jij dat hij aan deze zaak werkte?’

‘Nee, ik wist wel dat hij ingehuurd was door ProSea, maar niet dat ik ook met hem te maken zou krijgen.. Het was één van de redenen dat ik je niet mee wilde nemen vandaag, maar mijn vader haalde me over het wel te doen.’

‘Waarom wilde je me niet meenemen? Ik kan het heus wel aan om Noah te zien hoor.. Hij is mijn ex, niets meer en niets minder.’

Hij kneep zijn lippen op elkaar en keek uit het raam, alsof hij zijn lach probeerde te verbergen voor mij.

‘Wat nou? Het is zo!’

‘Als jij het zegt!’

‘Ja, ik zeg dat. Ik voel niets meer voor Noah.’

‘Kom op Rosie.. Ik zag hoe je naar hem keek. Ik weet niet hoe de relatie tussen jullie was, maar ik zag dat je ergens daar binnen in dat niet makkelijk te imponeren hart van je nog gevoelens voor hem hebt.’

‘Nope, dat zie je verkeerd.’ mompelde ik chagrijnig en keek uit het raam.

Oké, dat was een leugen, maar dat was omdat ik de waarheid niet tegen mezelf wilde vertellen. Hij was op dit moment meer de vijand dan hij ooit geweest was en ik ging die stomme gevoelens niet in de weg laten komen. Hij was het niet waard.

De hele weg terug zwegen we tegen elkaar. Darius neuriede zachtjes mee op de maat van de muziek en ik deed alsof ik op mijn laptop aan het werk was, maar in feite lukte dat helemaal niet. Ik kon me zo slecht concentreren dat ik geen woord getypt kreeg.

Eenmaal weer bij het kantoor van Seafluence konden we meteen aanschuiven om te gaan eten. Darius vertelde Alvin over wat er was gebeurd en dat we Noah hadden gezien. Ik wist niet hoeveel Alvin wist van wat er thuis in Nederland was gebeurd, maar toen de naam ‘Noah’ viel, keek hij wel direct mijn kant op.

Ergens had ik gehoopt dat Noah een loos dreigement had geuit, maar niets bleek minder waar. In de dagen daarna, bleven er allerlei aanklachten binnen komen en bedolf hij ons onder het papierwerk. Het waren oude aanklachten van zaken die al opgelost waren, zogenaamd bewijsmateriaal van alle dingen die wij fout hadden gedaan en nog veel meer. Het was zo ontzettend veel werk dat we handen tekort kwamen en ik zelfs twee keer maar op kantoor bleef slapen omdat we er anders niet eens doorheen kwamen.

Maar hoeveel werk we ook deden, hoeveel enorme mokken koffie erdoorheen gingen en hoe vaak ik me ook sneed aan het papier, het was duidelijk dat het een hopeloze zaak was. We vochten niet alleen tegen een miljoenenbedrijf dat een eindeloos budget leek te hebben om ons tegen te zitten, maar we vochten ook tegen een advocaat die heel erg goed was in zijn werk en tien keer zoveel ervaring had als wij.

‘Ik kan niet meer…’ zuchtte ik tegen Darius terwijl ik op de grond van zijn kantoor zat met een enorme stapel papier voor me. Ik had inmiddels enorme wallen onder mijn ogen en zelfs de koffie waar ik al dagen op leefde leek niets meer uit te halen.

‘Kom, we gaan even naar buiten, een frisse neus halen.’ zei hij.

Hij stak zijn hand naar me uit en ik pakte hem aan, waarna hij me meteen omhoogtrok. Ik had verwacht dat we een stukje zouden gaan wandelen ofzo, maar we liepen naar het balkon, waar de ijzig koude wind meteen in mij gezicht sloeg. Normaal was ik meteen weer naar binnen gegaan, maar ik was na een paar dagen binnen zo toe aan frisse lucht dat ik bleef staan en de reling beetpakte.

‘Denk je dat we kunnen winnen?’ zuchtte ik.

‘Nee.. We kunnen letterlijk niets tegen ze beginnen. Maar we kunnen ze wel flink dwarszitten.’

Ik gniffelde en keek naar het uitzicht. Nu het eind februari was, werden de dagen eindelijk wat langer en bleef het iets langer licht. Ik keek naar de kalme zee en spotte een paar papegaaiduikers die voor de kust zwommen. Ik wilde net tegen Darius zeggen dat de zee zo lekker kalm was en dat ik blij was dat de walvisjager al een tijdje niet was gezien, toen ik aan de horizon ineens een groot schip zag opduiken.

‘Dari.. Is dat een…’

‘Verdomme.. De klootzakken!’

Darius rende naar binnen en riep meteen een paar collega’s bij elkaar die direct naar beneden snelden om zich om te kleden. Binnen no-time zag ik hoe de mannen helemaal omgekleed de steiger opliepen en de boot op sprongen. Ik pakte de verrekijker van Darius zijn bureau en keek naar de boot, die langzaam aan het rondvaren was. Het was een andere boot dan de boot die voor de Orka’s was gekomen. Ineens herinnerde ik me dat Darius had verteld over een aantal blauwe vinvissen die voor de kust van IJsland waren gezien en dat hij bang was dat die gevangen zouden worden.

Een koude rilling ging over mijn rug terwijl ik door de verrekijker zag hoe de Seafluence boot het schip naderde. Maar hoewel ik zo hard had gehoopt dat ze op tijd zouden zijn, ik zag dat er aan de achterkant van het schip een enorme walvis aan de staart naar binnen gesleept werd. We waren te laat..

Met tranen in mijn ogen keek ik naar Katrin, die naast me stond en ineens kreeg ik een idee.

‘Mag ik jouw auto lenen? Ik moet iets doen..‘ vroeg ik aan haar.

Ze knikte en gaf me zonder vragen haar autosleutels. Snel pakte ik mijn spullen bij elkaar en liep naar de auto die voor het gebouw geparkeerd stond.

Hoewel ik het doodeng vond om dit te doen, wist ik dat ik geen andere keuze had.

Er moest een einde aan komen. En wel nu!

Misschien vind je dit ook leuk

Ik zou het leuk vinden als je een reactie achterlaat!

Deze website gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.